Het aangepaste Warenwetbesluit Meel en brood is op 1 juli 2020 in werking getreden. De overgangstermijn is twee jaar, dus u heeft nog ongeveer een jaar om aan alle eisen te voldoen. Dit is daarom hét moment om te kijken hoe u ervoor staat, en ervoor te zorgen dat uw medewerkers de consument op de juiste manier kunnen informeren.
De NBOV publiceerde in 2020 op haar website een stappenplan om op tijd te voldoen aan het vernieuwde Warenwetbesluit. Wiepkje Colijn, beleidsadviseur voedselveiligheid bij de NBOV, merkt dat een groot deel van de ondernemers hiermee afgelopen jaar aan de slag is gegaan. “De NBOV organiseerde voor haar leden in het voorjaar van 2020 en 2021 een aantal webinars en online vragenuurtjes over het Warenwetbesluit. Daar was behoorlijk veel belangstelling voor. Toch zullen er ondernemers zijn die komend jaar nog flink moeten doorwerken.”
Stappenplan
Het stappenplan zet op een rijtje wat u moet doen om op tijd aan het Warenwetbesluit te voldoen.
1. Check welke naam bij de receptuur past.
Controleer aan de hand van de receptuur en ingrediëntenlijsten welke graanbestanddelen voorkomen in het meelbestanddeel. Ga na of de huidige namen van uw broden voldoen aan het Warenwetbesluit (bijvoorbeeld of een meergranenbrood ook meergranenbrood mag blijven heten), of bepaal de nieuwe naam van het brood. Bijvoorbeeld:
- tarwe en roggebloem vormen bij een bepaald brood samen meer dan 98% van het meelbestanddeel. Als elk apart meer dan 5% van het meelbestanddeel vormt, wordt de naam tarweroggebrood;
- is daarnaast alleen bloem gebruikt? Dan heet het brood wit tarweroggebrood;
- vormt de roggebloem minder dan 5% van het meelbestanddeel? Dan mag dit brood geen tarweroggebrood heten, maar tarwebrood met rogge;
- komen beide meelsoorten in dezelfde verhouding voor, dus 50% rogge en 50% tarwebloem, dan mag u het tarweroggebrood of roggetarwebrood noemen.
2. Ga na of u recepturen moet veranderen om aan het Warenwetbesluit te voldoen.
Wanneer een brood niet voldoet aan de nieuwe definitie, kunt u óf de naam aanpassen, óf de receptuur. Als u bijvoorbeeld de receptuur van een meergranenbrood aanpast, doet u dat met het volgende in gedachten: meergranenbrood bevat minimaal 3 granen en het hoofdgraan vormt minder dan 90% van het meelbestanddeel. Zaden en pitten tellen niet mee als granen.
Koopt u een meergranenmix in bij een grondstoffenleverancier, ga dan na of en wanneer uw leverancier de mix aanpast en welke warenwettelijke aanduiding het brood krijgt.
3. Zorg dat de nieuwe naam van het brood aan de wettelijke eisen voldoet.
Deelt u uw schappen in naar wit, bruin en volkoren, dan volstaat de naam van het product en de aanduiding voor heel, half of midden-/middelgroot. De vermelding wit, bruin of volkoren mag u dan weglaten.
4. Controleer de namen op al uw uitingen.
Zorg dat de nieuwe namen correct vermeld zijn op onder meer schapkaartjes, in het kassasysteem en in de webshop. Controleer dan direct of in de webshop en in de winkel ook de allergeneninformatie is vermeld. Zo voldoet u namelijk aan meerdere wetten.
Schapkaartjes
“Op het schapkaartje zet u de warenwettelijke naam van het brood”, zegt Wiepkje Colijn. “Bijvoorbeeld: heel bruin tarwebrood of heel wit tarwemaisbrood.” Er zijn ook broden die de consument kent onder een ‘fantasienaam’, zoals Zaanlander of Waldkorn. “Stel uzelf daarbij de vraag of de fantasienaam voldoet aan de eisen die het nieuwe Warenwetbesluit aan zo’n brood stelt. Is de fantasienaam bijvoorbeeld ‘maisbrood’, dan moet dit voortaan minimaal 98% mais bevatten. Is dat zo? Dan mag u de fantasienaam gebruiken. Is dat niet zo, dan gebruikt u de nieuwe warenwettelijke naam. In dit voorbeeld is dat tarwemaisbrood.” Gebruikt u de fantasienaam? Schrijf dan de warenwettelijke naam op de tweede regel van het schapkaartje:
Medewerkers trainen
Het is niet alleen belangrijk dat uw producten de juiste namen krijgen. Ook uw medewerkers moeten op de hoogte zijn van de veranderingen. In de winkel zijn zij immers de schakel tussen bakkerij en consument. “Leg uw medewerkers goed uit hoe het zit met de nieuwe naamgeving én hoe zij daarover duidelijke uitleg aan klanten kunnen geven. Consumenten zullen zeker in het begin willen weten of uw brood is veranderd, waarom bijvoorbeeld het maisbrood nu tarwemaisbrood heet, of waarom hun brood vorige week nog bruin heette, en nu wit.” Wiepkje Colijn geeft daarvoor de volgende tips:
- betrek uw medewerkers bij de naamsverandering, zodat zij weten wat er verandert, en waarom;
leg uit welke fantasienamen u nog mag gebruiken en welke niet, en welke namen de producten voortaan krijgen; - leg uit waarom er twee regels op de schapkaartjes komen en eventueel waarom u de schappen anders indeelt (bijvoorbeeld in wit, bruin en volkoren);
- zet de uitleg beknopt op papier, zodat (nieuwe) medewerkers deze kunnen nalezen. Een spiekbriefje met de oude en nieuwe namen kan ook handig zijn;
- reserveer een moment om uw medewerkers te trainen. Oefen daarbij eventueel de mogelijk lastige gesprekken over broden die nu onder wit vallen in plaats van bruin, en oefen eenvoudige antwoorden waarop uw medewerkers kunnen terugvallen;
- maak een korte uitleg die uw medewerkers eventueel aan consumenten kunnen meegeven.
Meer informatie over het vernieuwde Warenwetbesluit vindt u op nbov.nl.