Nonnevotten voor de vastenperiode

2 maart 2012
Nonnevotten krombroodjes

Of het woord ‘nonnevot’ nu inderdaad verwijst naar het achtereind van een varken of naar de bips van een kloosterzuster, doet er niet zoveel toe. Deze in vet gebakken knoopbroodjes horen thuis in koude, winterse perioden en geven een stevige voedingsbasis en uithoudingsvermogen in de Carnavals- en Vastentijd.

Krombroodjes werpen

De Vastentijd is een periode van matigheid en soberheid qua eten en drinken, aansluitend aan de Carnavalstijd. De jaarlijkse Grote Vasten begint 40 dagen vóór Pasen. Eén van de meest bijzondere tradities in de Vastenperiode was en is het Krombroodjes werpen in Sittard. Volgens kroniekschrijvers dateert het gebruik in Sittard van rond 1850.

Beschuitbollen

In Helmond hoorden beschuitbollen thuis op Vastenavond. Deze moesten volgens de traditie warm worden gegeten. De bakker blies dus op zijn bakkershoorn om potentiële klanten te laten weten dat de bollen gaar en heet waren. Eenzelfde gewoonte kende men in Vlaanderen waar men sprak van ‘hetebrood trompen’. Ook Eindhoven heeft zijn warme bollen op Vastenavond.

Krapfen

Dit was een bolvormig vetgebak die – afhankelijk van de tijd van het jaar werd gevuld met groente en/ of vlees. Tijdens de

nonnevot

Vastenperiode bestond de vulling uit groente of stukjes vis. Van boven werd de bol ingeknipt met een schaar. Vroeger werden – buiten de Vastentijd – de krapfen onder andere in de kloosterbakkerijen gebakken in het vet in de smoutpan (smout = reuzel). De magere versie voor de Vasten werd gebakken op een bakplaat in de oven.

Pannenkoeken

Zowel in Nederland als in Vlaanderen en in Engeland bake men op Vastenavond pannenkoeken, spekkoeken, eierkoeken en plaatkoeken. Ook wafels, poffertjes, worstenbrood en broeders waren populair op deze Bacchusdag of Smuldag. In Hilversum bracht de Vastenavond de Hilversumse schuitbol met zich mee terwijl in Harlingen Festeljoun Brea werd gegeten, Vastenavondbrood dat ook bekend stond als Wittengul. In Borculo at men op deze avond haspels, driehoekige witte broodjes met anijszaad.

Nonnevotten

Het woord nonnevot speelt in de Vastenavonddagen in het Sittardse volksleven nog altijd een zeer grote rol en is het lokale Vasten- en Carnavalsgebak bij uitstek. Vroeger werd dit vetgebak ook wel ring of böl genoemd. Nonnevotten zijn producten die in raapolie of frituurvet werden en worden gebakken. Ze hebben de vorm van een in elkaar gestrengelde ring. Volgens sommigen duidt het woord ‘nonnevot’ respectievelijk op een drol, op de vette billen van een varken of op het achterwerk van een kloosterzuster.

De nonnevot is tegenwoordig een specifiek Sittards gebak maar heeft waarschijnlijk een Duitse oorsprong. In Aken en andere steden kende men namelijk de Nonnifutte en deze zou door de Limburgse brikkebakkers, die er voor de Tweede Wereldoorlog in de steenbakkerijen werkten, zijn meegenomen naar Midden- Limburg.

Recept nonnenvotten Nonnenvotten

Ingrediënten:

  • 1 kg. meel
  • 100 gr. gist
  • ½ l. melk
  • een beetje zout
  • 150 gr. boter
  • 100 gr. witte basterdsuiker

Bereidingswijze:

Met een scheutje melk maakt men het gist aan. Daarna maakt men het deeg gereed, waarbij alle ingrediënten gebruikt worden. Men dient goed te kneden. Dan laat men het deeg op een warme plaats flink rijzen. Dan moet men nog eens flink kneden, welk werk besloten wordt met het in gelijke parten snijden van het deeg. Vervolgens maakt men met beide handen 50 dunne rolletjes. Dan legt men een knoop in de uiteinden. Opnieuw laat men het zaakje rijzen, totdat elke toekomstige nonnenvot een dubbele dikte heeft gekregen.

Bakken: Dit geschiedt in vet, dat voor ¾ uit olie en voor ¼ uit reuzel bestaat. Als het vet dampt, gaan de nonnenvotten erin en worden eenmaal gekeerd. Ze dienen lichtbruin van kleur te worden. De baksels worden tenslotte in hete toestand door suiker gerold.

Als aanvulling op deze Vastenavondrecepten nog twee recepten uit

‘Anna Huber’s volledig keukenboek voor Vastendagen’ uit 1877:

Bijen- of wespennesten met melksaus

Men neemt vijf ons zes lood (560 gr.) meel en maakt daarvan met melk en gist een gerezen deeg. Wanneer het gerezen is, doet men er wat zout en 140 gr. gesmolten boter bij, klopt het deeg goed door elkander en laat het nogmaals rijzen. Daarna rolt men het uit tot de dikte van een gulden, snijdt er reepen af ter lengte van een paar palm en twee vingers breedte, bestrijkt deze met gewelde boter, bestrooit ze dik met suiker, kaneel en rozijnen en rolt ze als slakkenhuisjes op. Nu bestrijkt men een vorm met boter, legt de slakkenhuisjes er naast elkander in, laat ze nog eens rijzen en bakt ze dan gedurende drie kwartier. Men geeft er de volgende saus bij: een kleine lepel meel wordt met ¾ liter koude melk aangemengd, wat suiker en heele kaneel er bij gedaan en onder aanhoudende roeren goed doorgekookt, waarna men de saus over zes eierdooiers giet.

Boheemsche dolken

Drie en een half ons boter (350 gr.) worden met tien heele eieren zooveel mogelijk tot schuim geklopt; van 280 gram meel doet men na ieder ei telkens een lepel er bij, ten slotte een koffielepeltje zout, een lepel suiker en onder aanhoudend omroeren allengs nog een halve kan ( ½ liter) lauwwarme melk, waarin men de noodige gist heeft geroerd.

Dit deeg wordt met den schotel, waarin het aangemengd werd, op een warme plaats gezet om te rijzen, met een doek toegedekt en blijft zoolang staan, tot er eens zooveel massa van gekomen is. Dan zet men een ronde pan met uitdiepingen er in op kolenvuur of op een heete plaat, strijkt in iedere uitdieping met een penseel zuivere boter en wanneer die zoo heet is dat zij rookt, komt er een eetlepel deeg in, dat men langzaam laat bakken; is het aan eene zijde bruin, dan wendt men de dolken met een vork op de andere zijde en wanneer zij ook hier gebakken zijn, dan legt men ze op een papier en houdt ze warm, en zoo gaat men voort tot al het deeg gebakken is. Deze dolken bestrijkt men met kwetsenmarmelade en bedekt ze dan met door een zeef gewrevene gestremde melk, of men bestrijkt ze met abrikozenmarmelade en spuit er door een peperhuisje vanilleroom op, terwijl men er puntjes of andere versieringen opmaakt. Ook kan men ze eenvoudiglijk met suiker bestrooien en zoo op tafel geven en op een bord met een servet toedienen.

Bron:  Anna Huber’s volledig keukenboek voor Vastendagen, voor Hollandsche tafels bruikbaar gemaakt. Naar den vijfden Duitschen Druk bewerkt door mevr. A. Nuyens. Gouda, G.B. Van Goor Zonen, 1877logo bakkerijmuseum

Met dank aan Nederlands Bakkerijmuseum Het Warme Land in Hattem


Kostprijsberekening

Hier volgt een proefberekening door Flynth

Grondstof Gewicht in gr. Prijs per kg. Prijs per recept
patentbloem

3000 € 0,46 € 1,38
gist

300 € 0,99 € 0,30
melk 1500 € 0,99 € 1,49
zout 60 € 0,24 € 0,01
roomboter

450 € 4,45 € 2,00
Basterd 300 € 1,06 € 0,32
frituurvet (opgenomen) 600 € 2,14 € 1,28
frituurvet (frituurmassa) 3000 € 2,14 € 6,42
prijs per recept € 13,20
 brutogewicht 9210
verwerkings- + inbakverlies 10% 921
nettogewicht 8289
gebakken gewicht per stuk

37
uitkomst 224
grondstof kostprijs per stuk € 0,06
directe arbeidsminuten per recept* 60
directe arbeidsminuten per stuk 0,3  € 0,51 € 0,14
totaal directe kosten per stuk € 0,20
opslag indirecte kosten 110% € 0,22
€ 0,41
winstopslag 10% € 0,04
€ 0,45
btw 6% € 0,03

gecalculeerde prijs € 0,48
verkoopprijs incl. btw € 0,60
verkoopprijs excl. btw € 0,57
brutowinst in € € 0,51
brutowinst in % 89,59%
verkoop per week 224
verkoopopbrengst per week ex. btw € 126,81
brutowinst in € per week € 113,61

  • directe arbeidsminuten * = minuten tot en met het bakken
  • Voor meer informatie, stuur een mail naar info@bakkersinbedrijf.nl

Altijd op de hoogte blijven?